Diensttelefoon

Met alles was Veenhuizen een beetje laat, in elk geval in de jaren dat ik er woonde. Begin jaren zestig stond achter ons huis aan de Hoofdweg nog de verweerde schuur die architect Willem Metzelaar er moet hebben ingetekend. Die was hoog nodig aan vervanging toe, en dus kwam er een stenen exemplaar voor in de plaats. Een schuur dus, ruim genoeg voor de fietsen, maar geen autogarage. Hoewel het autobezit in die jaren onder de Veenhuizer ambtenaren erg hoog moet zijn geweest, koos Veenhuizen (of Den Haag) ervoor geen garages in de tuin te zetten.

Door JAN LIBBENGA

De gebruikelijke procedure was om met auto over het gras te rijden, de bosjes nog maar net ontwijkend, en met een scherpe bocht achter het huis te zetten. Open en bloot, dus vaak met een zeil erover. Regenbestendige lakken waren er nog niet.

Achteraf kun je gerust spreken van een beleidsfout. Het verklaart waarom tegenwoordig menige tuin in Veenhuizen wordt ontsierd door zelfgebouwde garages die er eigenlijk niet horen.

Een ander verhaal was de late komst van de telefoon. Eigenlijk had Veenhuizen al heel vroeg telefoon, zelfs nog voor de twintigste eeuw een aanvang nam. De drie gestichten en het hoofdkantoor waren met een telefoonkabel onderling verbonden. Vanuit het (oude) Eerste Gesticht werd een ondergrondse lijn helemaal doorgetrokken tot aan de militaire kazerne in Assen. Veenhuizen was in die tijd vanuit Den Haag nog altijd niet telefonisch bereikbaar, maar de zogeheten militaire fietsbrigade wel en die kon bij onraad via de stoffige grintwegen Veenhuizen snel bereiken. De komst van de telefoon betekende dan ook het einde van het verblijf van militairen in de kazerne achter het Tweede Gesticht.

Vermeldenswaard is dat het een ondergrondse kabel betrof, waarmee Veenhuizen wellicht een landelijke primeur had. Reden was de vrees dat de kabel doorgesneden kon worden als de 'verpleegden' in opstand zouden komen.

Voor de bewoners van Veenhuizen kwam de telefoon juist erg laat, eind jaren zestig. Deze dienstelefoon der PTT stond weliswaar in de woonkamer, maar was verbonden met de centrale van Esserheem of Norgerhaven.

Dat had voor- en nadelen. Het voordeel was dat we geen abonnementskosten hoefden te betalen en lokale gesprekken (regio Assen) geheel gratis waren ongeacht de duur. Uitgaande interlokale gesprekken werden wel doorberekend. Wie belde naar Veenhuizen kon de abonnee meteen bereiken, maar voor uitgaande gesprekken moest het gesprek via de telefonist worden aangevraagd. Die dan altijd vrolijk doorverbond met 'Penitentiaire Inrichting Veenhuizen', een term die in de jaren zeventig ineens opgang maakte.

Dat gaf weleens misverstanden, zeker bij het Amsterdamse bedrijf waar ik al jonge bediende een betrekking had. Op de dagen dat ik daar niet hoefde te zijn, belde ik weleens vanuit het ouderlijke huis naar het kantoor, en vroeg de secretaresse aan haar collega: 'Maar hij zit toch niet in de gevangenis?'

Meer over de militairen in Veenhuizen in Paupers & Boeven

Reacties