Bedelaarsverhalen: onmiskenbaar 'genteel' gekleed

Het stoorde oud-directeur Bientjens van Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen nogal dat de publieke opinie de bewoners van de gestichten nog altijd hardnekkig verwarde met boeven en misdadigers. Er kwamen ook aan lager wal geraakte zakenlieden in de gestichten terecht.

Op een grauwe, sombere oktober-avond in de jaren negentig van de negentiende eeuw kwam onder het talrijke gezelschap opgezondenen, dat vrij geregeld de trekschuit van Assen op Veenhuizen bevolkte, een man voor die 'reeds aanstonds meer dan zijn lotgenooten de aandacht trok der hen ontvangende ambtenaren.'

Hij was 'shabby' maar onmiskenbaar 'genteel' gekleed. Een demi van onberispelijken snit, die er alleen wat modderig uitzag, alsof de drager er van lange tijd er mee door wind en weer gelopen had. Bientjes schrijft: 'Een „schlapphoed" van artistieken zwier bedekte den fijn besneden rood bruinen patricischen kop: het gelaat droeg de sporen van doorstane groote vermoeienis. Doch tevredenheid was toch óók te lezen op dat expressieve gelaat, tevredenheid ... dat hij er eindelijk was, dat hij rust zou vinden, rust na zijn vele, lange zwerftochten; dat hij een haven vond, waar hij, schipbreukeling van het maatschappelijk leven, een tijd lang een veilige ankerplaats zou vinden.'

Van Pommeren was een man van midden in de vijftig jaren. Hij was gesproten uit een deftig, men zou zelfs kunnen zeggen patricisch geslacht; had uitstekend onderwijs genoten, was als jongeling in de grote industrie gegaan, was zeepzieder en margarinefabrikant geworden; had wild geleefd zodat zijn zaken 'verliepen' en hij failliet moest slaan.

Daarop was hij naar Argentinië gegaan met geldelijke hulp van zijn zeer gegoede famile en toen hij daar zijn verwachtingen niet verwezenlijkt zag, naar Peru, waar men hem een 'dorado had voorgespiegeld als veefokker en ooftkweker. Ook daar heeft hij het niet kunnen bolwerken.

Teleurgesteld en berooid was hij naar Europa teruggekeerd. Daar begon hij met steun van familie een nieuw leven. Hij huwde een 'jongmensch van fortuin', met wie hij een kantoor van diverse buitenlandse agenturen opzette. 'Een paar jaar ging dit goed, doch hij, cosmopoliet als hij was, vatte alle zaken te grootscheeps, te wild op, zodat zijn compagnon vrij spoedig eieren voor zijn geld koos. Toen begon eerst recht de periode van sukkelen, zoeken, zwerven, proberen en zaken doen, die erg naar oplichterij geleken'.

In Veenhuizen werd hij belast met vegen, schrobben en het verrichten van allerlei corveeën, ook het vervoer en het verzorgen van de faecaliën. 'Het was voor mij een deerniswekkend schouwspel dien man van gunstig uiterlijk met goede manieren en zeer veel „savoir vivre et faire" dus ook met groote natuurlijke beleefdheid in het armlijk pilo-verpleegdenpak, den bezem te zien hanteeren! Evenwel, hij deed dit weldra met zooveel ijver en toewijding, dat hij, toen na eenigen tijd het baantje van „opziener" bij die brigadiersploeg vacant kwam hij met die functie door mij werd belast. Hij had inderdaad slag er van om directie te voeren, „gezag" uit te oefenen, leiding aan bezigheid te geven, kortom „hoofdman over honderd" te zijn.'

Nooit heeft hBientjes Van Pommeren onwellevend, noch minder brutaal of onwillig, zelfs niet onbescheiden of ontevreden gezien. Hij droeg zijn lot met gelatenheid, deed zijn plicht als verpleegde en behoorde tot dat slag van verpleegden, 'die der Directie nooit eenigen last of eenig leed veroorzaakten. Hij klaagde of morde niet over zijn lot, zelfs nooit over zijn eten of drinken, hij, de man, die zooveel weelde en comfort gekend had in zijn leven'

Dit was trouwens de kenmerkende eigenschap van zijn cóterie (ja er zijn ook 'standen' in die maatschappij van bedelaars!) van verpleegden: zij waren steeds gewillig, bescheiden, gehoorzaam.

De grootste ontevredenheid vond men volgens Bientjes alleen onder de allerlaagste categorie, de echte 'sjapitouwers' of de minste vagebonden, die uit de onderste lagen der samenleving waren gerekruteerd, het 'droesem der menschelijke samenleving, het gepeupel uit de achterstraten en sloppen der groote steden'.

Reacties