Hooggeëerd bezoek

De vestiging van de vrije en onvrije koloniën van de Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord, Ommerschans en Veenhuizen trok begin negentiende eeuw internationale aandacht. Weliswaar was bedenker Johannes van den Bosch geïnspireerd door buitenlandse voorbeelden, de grootschalige aanpak van de armen en wezen maakte indruk.

Door JAN LIBBENGA

En dus kregen de Drentse koloniën ook veel internationale bezoekers. In 1822 had Samuel von Grouner, die vanuit Beieren een studiereis maakte door de Nederlanden, al eens een gedetailleerd onderzoek ingesteld naar de landbouwkoloniën.

En in 1823 zou de bekende Duitse geestelijke Theodor Fliedner Veenhuizen hebben bezocht. Hij was het, die zeven jaar later te Kaiserswerth, het eerste diaconessenhuis in Europa zou oprichten.

In 1823 maakte Fliedner een reis naar Nederland en Engeland om te collecteren voor zijn noodlijdende gemeente. Vermoeid van het alleen maar zien van heide en doornat van de regen kwam de geestelijke ’s avonds in Veenhuizen aan. Het eerste kindergesticht was juist in 1823 gereed gekomen.

Het is niet helemaal duidelijk of Fliedner meerdere keren in Veenhuizen is geweest. Zijn uitvoerige, vele pagina’s beslaande beschrijving van Veenhuizen, bevatten nogal wat details over het Derde Gesticht dat in 1923 nog gebouwd moest worden. Ook verwijst Fliedner meerdere keren naar de stand van zaken van de koloniën in 1827.

Ook de Spanjaard Rama de la Sagre bezocht in 1838 'Ommerkans, Frederikswarks en Venhuizen'. De reis naar die kolonies was weliswaar zwaar wegens de zandgrond en de afwezigheid van iedere geplaveide weg, maar de vermoeienissen van de reis waren meteen vergeten toen hij de welstand van deze kolonies zag.

Meer over Veenhuizen en Maatschappij van Weldadigheid in het boek Paupers & Boeven.    

Reacties