Een wandeling door de krententuin

In de jaren twintig werd de naam krententuin voor Veenhuizen veelvuldigd gebezigd en wilde een enkel tijdschrift er nog wel eens een een kijkje nemen. Zo ook de Katholieke Illustratie, die niet eens de majestueuze Katholieke Kerk bezocht, maar wel ronddwaalde op het Veenhuizer kerkhof. 

Door JAN LIBBENGA

Veenhuizen was zich in de jaren twintig aan het ontwikkelen tot hulpgevangenis voor lichtgestraften. Bedelaars waren er nog volop te vinden, maar namen in omvang af. Verpleegden en gevangenen waren absoluut gescheiden, 'daar uit den aard der zaak de laatsten onder veel strengere bewaking staan'.

Veenhuizen hield ook in deze jaren niet van pottenkijkers. Er werd geen nieuwsgierige en zelfs geen oprecht belangstellende in de krententuin toegelaten. De Katholieke Illustratie waagde zich kennelijk illegaal in de Krententuin.

Die naam is ontstaan omdat dat er, vooral in vroegere jaren, veel 'Oostgangers' naar Veenhuizen werden opgezonden. Omdat in de Oost de krenten groeien is het verband niet ver te zoeken.

'Geen oogenblik krijgt men den indruk dat men een plaats nadert waar pl.m. 1800 menschen boeten voor hun misstappen,' noteerde het tijdschrift. 'Hoewel alles open en nog eens open is, ziet men er nergens vervaarlijke dienaren der wet, met geweer of sabel gewapend, langs de in- en uitgangen schilderen. Slechts bij den hoofdingang is een politiepost, maar de veldwachters, die daar geposteerd zijn, geven den indruk van wachten voor een ziekenhuis.'

's Ochtends stonden de luitjes al om half zeven op, wasten zich, ontbeten en gingen dan in groepen naar hun respectieve arbeidsvelden of werkbarakken. De slaapplaatsen waren toen (op Veenhuizen I) houten barakken, verdeeld in zalen, met middenin een corridor. 

'Allen behooren min of meer tot de mislukkelingen in de maatschappij en dus voelen zij zich gemakkelijk solidair. Toch is het een feit, dat verschillende standen hier zijn vertegenwoordigd; zelfs waren er onder de verpleegden, die een adellijken naam dragen. Dezen valt het in het begin wel moeilijk om zich aan te passen; vooral de voetbekleeding, die uit houten klompen bestaat, lijkt hun allesbehalve geriefelijk.'

Zij, die zich goed gedragen, kregen een rode streep op hun mouw. Dat niet allen de zorg waardeerden bleek uit het feit dat sommigen uit balorigheid een brandje stichtten. De schade bedroeg 30.000 gulden.

Meer over Veenhuizen en de gestichten in het boek Paupers & Boeven.   


Reacties