Het oude Veenhuizen

Voordat Johannes van den Bosch in 1823 de woeste gronden te Veenhuizen aankocht voor de vestiging van drie gestichten en enkele kerken, was er al een Veenhuizen. De naam komt al voor in een lijst van leenmannen van het Sticht rond 1381. 

Door JAN LIBBENGA

Ten behoeve der toenemende bevolking werd er, dank zij de ruime giften van de familie Lunsche, een kapel gesticht, die viel onder de parochiale kerk te Norg. De kapel stond op de plek die nu beter bekend is als het Spaanse Kerkhof. Hier zijn ook menselijke resten gevonden.

Omstreeks 1594 vluchtten de kapelaan te Veenhuizen en de pastoor te Norg met de Spanjaarden uit ons land. Veenhuizen bleef intussen groeien. In een document uit 1652 worden al ruim 70 erven genoemd.

Omstreeks 1628 verlangden de eigenaren van venen tot ontginning over te gaan. Tot afvoer van turf wilden zij op eigen kosten vaarten en wijken graven, mits ze 'verlaetgelden' mochten heffen en een herberg mochten oprichten. 

De provincie Groningen en het Aduarder Zijlvest verzetten zich evenwel tegen die plannen. Ze vreesden overlast van afvoerwater dat door het hoogteverschil naar noordelijker gelegen gebieden stroomde. Er werd hard ingegrepen met flinke knokpartijen. Er is nog gewerkt aan een waterkering die moest voorkomen dat water in de richting van Groningen zou worden afgevoerd, maar van verveningactiviteiten, anders dan voor eigen gebruik, is nadien weinig meer te bespeuren. 

Hetgeen misschien verklaart waarom Van den Bosch het gebied tegen een aantrekkelijke prijs kon overnemen. De beste percelen in Drenthe waren trouwens al vergeven.

Van het Veenhuizen van voor de Maatschappij van Weldadigheid resteren alleen het Spaanse Kerkhof en boerderij Jachtweide uit 1723, maar in 1812 waren er, volgens kaarten uit die tijd, ten minste zes gebouwen met omliggende bouwlanden op de toen waarschijnlijk meest geschikte plaatsen voor het uitoefenen van de landbouw in Veenhuizen.

De grote vraag is hoe Veenhuizen eruit zou hebben gezien als generaal Van den Bosch zijn ogen op een ander gebied had laten vallen. Vermoedelijk had het zich ontwikkeld als louter agrarisch gebied.

Dat was het ook wel geworden als de plannen waren doorgegaan die Van den Bosch oorspronkelijk voor ogen had: het permanente verblijf van de Maatschappij van Weldadigheid in Veenhuizen was geen einddoel. In tegendeel. De gestichten hadden een tijdelijk karakter. De karavaan van Van den Bosch zou zich noordelijker verplaatsen, om woeste grond in bijvoorbeeld Groningen te ontginnen. Maar de Maatschappij van Weldadigheid raakte in financiĆ«le problemen en de gestichten kwamen in overheidshanden. Daarmee behield Veenhuizen zijn permanente status als kolonie. 

Meer over de vroege geschiedenis van Veenhuizen in het boek Paupers & Boeven.  


Reacties