Fenehusen in de Middeleeuwen

Dat op de plek van Veenhuizen al in de Middeleeuwen een nederzetting heeft gelegen, is weinig bekend. In schriftelijke bronnen is daarover maar bitter weinig terug te vinden.

Grote opgravingen zijn er niet geweest, maar wel kunnen we aan de hand van tal van observaties het verhaal van die middeleeuwse nederzetting aardig reconstrueren.

Vincent Van Vilsteren van het Drents Museum publiceerde daarover in Een mislukte kraak uit de 14de eeuw.

In historische bronnen wordt Veenhuizen voor het eerst genoemd in 1381/1383 als Fenehusen. De ontginning lag echter niet op een gunstige plek, want in de ondergrond bevond zich een natuurlijke laagte in het keileemreliƫf. Dat hadden de middeleeuwse ontginners niet in de gaten, maar daar zullen ze al snel achtergekomen zijn. Door deze nattigheid zal akkerbouw op den duur op deze plek niet echt succesvol zijn geweest.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in De Bieuw, het noordwestelijk gedeelte van Veenhuizen opgravingen gedaan, waaruit kan worden afgeleid dat de inwoners van het middeleeuwse Veenhuizen zich op redelijk grote schaal hebben beziggehouden met de productie van pek of (meer waarschijnlijk) medicinale olie of gom.

De in Veenhuizen toegepaste methode werd ook gebruikt in het Franse departement Var (juistboven Toulon). Daar werd volgens hetzelfde principe op grote schaal jeneverbesolie gestookt, die toepassing vond als medicijn voor mens en dier.

Teer kon men in de Middeleeuwen gebruiken bij de huizen- en scheepsbouw.

De productie heeft de bevolking van Veenhuizen echter niet mogen baten. In de 17de eeuw resteerden nog slechts drie boerderijen. Die moesten evenwel het veld ruimen toen daar in 1823 door de Maatschappij van Weldadigheid de dwangkolonie voor bedelaars werd gesticht.

Reacties