Veenhuizen en de Drankwet

Dat Veenhuizen lange tijd werd vereenzelvigd met openbare dronkenschap is niet zo vreemd. Gestichtsarts Syco van Mesdag stelde rond 1900 vast dat driekwart van de verpleegden in Veenhuizen structurele drinkers waren. Er zaten veel oud-militairen tussen die uit het Indische leger waren gezet wegens dronkenschap. 

Door JAN LIBBENGA

In de jaren zestig van de vorige eeuw werden mannen die met drank op achter het stuur waren gepakt vaak veroordeeld tot enkele weken Bankenbosch, in de volksmond ook wel Drankenbosch genoemd. In de bossen van Veenhuizen werd hen discipline bijgebracht. Het programma bleek niet erg succesvol en werd in de jaren zeventig afgeschaft.

Aanvankelijk was dronkenschap niet strafbaar. Maar toen de consumptie van alcohol in Nederland tussen 1850 en 1880 bijna verdubbelde en jenever bier verdrong als nationale volksdrank, werd alcohol een maatschappelijk probleem. Velen konden jenever niet betalen, dus werd drankspiritus een goede vervanger. En als dat er niet was, werd soms meubelpolitoer soms vermengd met water.

De overlast was eind negentiende eeuw zo groot, dat in 1881 de Drankwet werd ingevoerd. In deze wet werd openbare dronkenschap en de verkoop van sterke drank aan kinderen onder 16 jaar strafbaar gesteld. Ook werd bepaald dat uitspanningen waar sterke drank verkocht een vergunning moesten vragen.

De Drankwet van 1881 bepaalde verder dat ‘habituele dronkaards’ – oftewel mensen die zich regelmatig schuldig maakten aan openbare dronkenschap – moesten worden opgezonden naar een Rijkswerkinrichting, in Hoorn of Veenhuizen. Daar werden ze onderworpen aan een regime van arbeid en tucht.

Daar kwam al meteen kritiek op. Men zag ook wel dat alcoholverslaving in de gevangenis niet genezen kon worden. Al snel werden sanatoria voor drankzuchtigen opgericht. Tijdens het Interbellum ontstonden vervolgens ruim twintig consultatiebureaus voor alcoholisme door het hele land. Toch werden ook nadien nog regelmatig mannen wegens herhaalde dronkenschap naar Veenhuizen overgebracht.

Bedelarij en landloperij waren vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw niet meer strafbaar. Openbare dronkenschap, ook een van de gronden om naar Veenhuizen te worden gezonden, was in de ogen van de Minister van Justitie geen taak (meer) voor een werkinrichting.

Meer over Veenhuizen en de gestichten in het boek Paupers & Boeven.   

Reacties