Beruchte gevangenen: Had-je-me-maar

Het is deze maand op de kop af honderd jaar geleden dat Lijst 17, oftewel de Rapaille-Partij, bijna 14.300 stemmen oftewel twee zetels haalde in de gemeenteraad van Amsterdam.

De partij werd opgericht uit onvrede over het algemeen kiesrecht en de stemplicht, die in 1917 waren ingevoerd en daarom was behalve oud-anarchist Bertus Zuurbier de Amsterdamse zwerver Had-je-me-maar (Cornelis de Gelder) als kandidaat-leden naar voren geschoven. Een grap die zeer tegen de zin van de burgemeester serieus uitpakte en leidde tot een noodwetje, de 'Lex Hadjememaar' om het passief kiesrecht aan striktere eisen te onderwerpen.

Cornelis de Gelder was een gewezen kermisacrobaat die woonde in de Amsterdamse Koestraat, maar die bij dag en nacht rondzwierf in de omgeving van Rembrandts- en Thorbeckeplein. Daar kende men hem van zijn strijdkreet Hap!, de Italiaanse krijgsdans en zijn wilde gebaren.  

Tijdens zijn eerste en enige verkiezingsrede eiste hij dat de prijs van de jajem, de borrel, zou worden teruggebracht op 5 cent per glas, want, zo riep Hadje-me-maar uit, wie geen jajem drinkt, is een snoeper! 

Om te voorkomen dat hij deel zou nemen aan de raad kreeg de politie de opdracht om scherp op Had-je-me-maar te letten en hem op te pakken wegens openbare dronkenschap. Daarom werd Had-je-me-maar vergezeld van soort lijfwacht, die dag en nacht in zijn gezelschap bleef. Op 7 april 1921 trof een agent hem 's morgens om half zes in lamme toestand aan in het plantsoen van het Rembrandtplein.

Intussen steeg het aantal tegen hem wegens openbare dronkenschap opgemaakte processen-verbaal zozeer dat de rechter de delinquent veroordeelde tot het verblijf, gedurende een jaar, te Veenhuizen.

Zijn familie probeerde dat te voorkomen in ging in hoger beroep tegen de opzending naar de Drentse rijkswerkinrichting. Zelf was De Gelder niet aanwezig. Hij was tijdelijk ondergebracht in een Sanatorium voor drankzuchtigen te Beekbergen. 

Het jaar Veenhuizen moet hem goed hebben gedaan. Eind 1922 stond Had-je-me-maar na een jaar Veenhuizen weer op het Rembrandtplein. Mèt wandelstok en sigarenkistje, maar in nette kleren en met gewassen haren. Ieder aangeboden borreltje of glaasje bier wees hij af.

Meer over Veenhuizen en de gestichten in het boek Paupers & Boeven.  
 

Reacties