Dertig jaar geleden: 'Veenhuizen moet in één hand blijven'

Tachtig monumentale panden in Veenhuizen worden rond juni definitief overgedragen door het  Rijksvastgoedbedrijf aan het Drentse Landschap, stichting Boei en de Nationale Monumenten Organisatie (NMo), een proces dat eigenlijk dertig jaar geleden al begon toen op het vierde Keuningcongres ruim 200 deelnemers de kultuur-historische waarde van het complex Veenhuizen, dorp en het omringende gebied bespraken (pdf).

Door JAN LIBBENGA

Voordien was Veenhuizen eigenlijk nauwelijks met haar verleden bezig, laat staan met de toekomst. Maar met de verkoop destijds van de karakteristieke ambtenarenwoningen door het Rijksvastgoedbedrijf en de afbraak van panden die geen functie meer hadden kwam vanzelf de vraag bovendrijven wat er met het gevangenisdorp moest gebeuren.

Het verder ontwikkelen van de museale betekenis van Veenhuizen in de vorm van een nationaal
museum is aan te bevelen, vond men ook toen al. Op dat moment was er slechts een bescheiden museum in een houten loods op het Eerste. De huidige locatie was toen nog niet in beeld.

De vraag was toen nog wel wat de nadruk moest krijgen. Zo wees men op het feit dat Veenhuizen alleen de laatste dertig jaar een gevangenis was en dat het daarvoor een verzameling van bedelaars, deserteurs, vluchtelingen en andere randfiguren betrof. In een pleidooi voor een bredere aandacht voor de geschiedenis benadrukte een van de experts de waarde van het zogenaamde 'vierde' gesticht; het kerkhof waar in de loop van de decennia tienduizenden mensen zijn begraven.

De kunsthistoricus Kruiger inventariseerde wat er eigenlijk nog over was van de gebouwen die onder auspiciën van de Maatschappij van Weldadigheid werden gesticht. Hierbij bleek dat er uit de periode van de Maatschappij vee! minder is overgebleven dan uit die periode van Justitie. De
stedenbouwkundige structuur van het complex is evenwel uit de begintijd behouden gebleven.

H. de Vroome lanceerde het plan voor meer ingrijpende maatregelen, zoals het bebossen van 163 hectare landbouwgrond, het transformeren van 87 hectare bouwgrond tot natuurgebied en het amoveren van 155 hectare bos.

Ir. P. van Dun pleitte voor een omzichtige aanpak.Als je de cultuurhistorische waarde van Veenhuizen wegneemt, dan haal je tegelijkertijd de 'roots' uit de samenleving. De spreker zag voor Veenhuizen vooral een educatieve en recreatieve functie weggelegd. 

Veenhuizen moet in één hand blijven, luidde toen al de gezamenlijke opvatting. Ook al werd er concreet niets met de aanbevelingen gedaan, de toon voor de komende dertig jaar was gezet.

Meer over Veenhuizen en de gestichten in het boek Paupers & Boeven.

Reacties