Veenhuizen per trekschuit

De Veenhuizer vaart was ooit de enige manier om in Veenhuizen te geraken. De reis, langs bruggen en sluizen, duurde maximaal drie uur vanaf de Kolk in Assen. 's Ochtends vertrokken de schuiten vroeg vanaf Veenhuizen, in de middag ging het de andere kant op.

Met onderbrekingen, dat wel. De trekvaart werd in 1830 nog verstoord doordat de provincie de waterverbinding van Veenhuizen afsneed door een dam. In 1837 werd de vaart weer geopend. Voor zover er niet gelopen werd, moet men zich van wagens en karren bediend hebben.

De trekschuiten hadden een vergunning nodig en daarbij werden nogal wat eisen gesteld: 'De schipper goed moet kunnen lezen en schrijven', het vaartuig moest een roef en een ruim met genummerde plaatsen hebben en ook waren goede, makke paarden vereist, ’t zij één of twee.

De eerste advertentie voor een stoomvaartdienst van de Drentsche en Overijsselsche Schroefstoombootdienst met als bestemming Assen en Veenhuizen verscheen in 1871. Die voer slechts eens per dag en de nadruk leek te liggen op vrachtvervoer.  

In 1877 werd de Drentsche Stoomboot Maatschappij opgericht te Assen door een groot aantal Drentse ondernemers en notabelen. Eén van de belangrijkste initiatiefnemers was Egbert Beijer die zijn twee stoomboten 'Magdalena Elizabeth' en 'Cupido' inbracht.

Toch werd Veenhuizen door dit bedrijf nog lange tijd bediend met een barge, die door een paard werd getrokken. In tegenstelling tot de snikke had de barge een rechte vallende voorsteven en een ronde klipper-achtige achtersteven.

De bekendste trekschuitschipper was Tobi, die een huis had aan de Generaal van den Boschweg. Hij vervoerde tussen 1889 en 1924 goederen en verpleegden van Assen naar Veenhuizen. Voor de inwoners van Veenhuizen nam Tobi allerlei spullen mee, zoals levensmiddelen en kleding.

Ook na 1900 voer de stoomboot hooguit drie dagen in de week van en naar Veenhuizen en in 1918 keerde vanwege een tekort aan brandstof in de Eerste Wereldoorlog de trekschuit weer even terug. 

Al in 1870 werd het spoorwegstation in Assen in gebruik genomen en sloot de dienstregeling meer aan op het treinverkeer. De spoorlijn ging destijds echter niet verder dan Meppel of Groningen.

Tegen het einde van 1914 werd een paarden-omnibus-dienst naar Assen opgericht 'ten gerieve der Veenhuizer ambtenaren'.

Een militaire vrachtauto overdekt met een huif werd in 1917 in dienst gesteld voor het transport van verpleegden, maar alleen voor ziekenbezoek en andere spoedeisende gevallen.

In 1919 verschenen de eerste autobussen. De Rijkswerkinrichting beschikte over twee grote autobussen voor het vervoer van ambtenaren en schoolkinderen naar Assen en een personen­auto voor het overige verkeer.

Meer over Veenhuizen en zijn verleden in het boek Paupers & Boeven.  

Reacties