Door JAN LIBBENGA
De staatsman bemoeide zich in die jaren ook met de gestichten in Veenhuizen en Ommerschans. Die waren toen net door het Rijk overgenomen van de Maatschappij van Weldadigheid.
Er gingen al gelijk stemmen op om vanwege kostenbesparingen de gestichten samen te voegen, wat er op neer zou komen dat Ommerschans in Veenhuizen op zou gaan. Thorbecke wilde met eigen ogen zien of dat wel nodig was.
In augustus 1862 kwamen Thorbecke en Kamerlid Hugenholtz een kijkje nemen in Veenhuizen. Zo’n hooggeëerd bezoek ging in die jaren bepaald niet onopgemerkt voorbij. Heel het dorp was ‘gedoscht in feestgewaad’. De driekleur wapperde.
Thorbecke had de koloniën eerder bezocht en voelde zich er niet prettig. Dit keer had hij langer willen blijven. Hij inspecteerde onaangekondigd de voeding die volgens hem zeer goed was, en vond de bouw van een groot zwaar hospitaal, noodzakelijk, doch 'dit is eene groote uitgaaf', en hetzelfde gold voor het verplaatsen van verpleegden van Ommerschans naar Veenhuizen, dus dat hoefde even niet.
Het zou nog tot 1889 duren voordat werd besloten tot het opheffen van Ommerschans. De pakweg duizend bedelaars aldaar werden overgebracht naar Veenhuizen en verdeeld over het oude Eerste Gesticht en het net gebouwde nieuwe gesticht dat oorspronkelijk voor vrouwelijke bedelaars was bestemd.
Meer over Veenhuizen en zijn verleden in het boek Paupers & Boeven.
Reacties
Een reactie posten