Een dam tegen Veenhuizen

De geschiedenis van de kolonie Veenhuizen begint in 1823 met de aanleg van de ruim 3 kilometer lange Veenhuizervaart, ook wel Kolonievaart genoemd, naar het terrein waar het Eerste Gesticht zou verrijzen. Waterwegen waren in die jaren de enige manier om materialen te vervoeren. 

Door JAN LIBBENGA

Het verklaart ook de ligging van het Eerste Gesticht aan de meest oostelijke grens van het aangekochte terrein. Een kanaal graven gebeurde in die jaren met de spade, en kostte iedere extra kilometer geld.

De Kolonievaart was een aftakking van de Norgervaart die weer aansloot op de Drentsche Hoofdvaart. De Norgervaart was toen eigenlijk nog maar enkele jaren daarvoor gegraven.

De gemeente Norg had in de 19e eeuw het idee om de Norgervaart via Norg door te trekken naar de jachthaven in Roden, waar vervolgens de Rodervaart de verbinding zou vormen met het Leekstermeer. De financiële middelen voor de realisatie hiervan ontbraken echter. Precies waar de Norgervaart stopt, begon de Kolonievaart.

In eerste instantie liep de Kolonievaart niet verder dan het Eerste Gesticht, pas met de bouw van het Tweede en Derde Gesticht werd hij doorgetrokken om uiteindelijk aan te sluiten bij Haulerwijk. 



Een probleem had de Maatschappij van Weldadigheid, de exploitant van de gestichten, onderschat. Omdat het grondgebied van Veenhuizen schuin afloopt, van Huis ter Heide richting Haulerwijk, met een hoogteverschil van twaalf meter naar zo’n zes meter boven NAP, verspilde de jonge kolonie onnodig veel water uit de Drentse hoofdvaart, ‘beneden het toegestane peil’.

Veenhuizen telde aanvankelijk slechts een zogeheten schietsluis, een eenvoudige sluis met maar één sluishoofd 'midden tusschen Florisland of het eerste Gesticht'. Omdat die sluis ‘in geene beste staat is, en het gevaar van doorbraak daardoor vergroot word’, werden doorbraken gevreesd. Kastelein H.J. Roemer aan de Norgervaart had al tweemaal toe een rampspoed weten te voorkomen door tijdig versterkingen aan te brengen. In 1830 liet de Provincie Drenthe ter hoogte van Huis ter Heide dan ook een dam liet aanleggen en had Veenhuizen geen aansluiting meer op de Norgervaart.

Pas na ‘veelvuldig gevoerde correspondentiën en onderhandelingen’ met Gedeputeerde Staten wilde de Maatschappij Weldadigheid in 1836 een schutsluis aanleggen, de Koloniesluis, waardoor overslag ter hoogte van Huis ter Heide niet meer nodig was.

Met die Koloniesluis was de druk letterlijk van de ketel, wat misschien verklaart waarom niet eerder dan in 1900 Sluis I werd vervangen, al mag worden verondersteld dat de sluis wel werd onderhouden. 

Varen door de kolonievaart is niet meer mogelijk doordat de sluizen niet meer functioneren. Wat weer ideaal is voor de visstand. 

Meer over Veenhuizen en zijn verleden in het boek Paupers & Boeven.

Reacties