De mythe van de Vulkaan

Je hoort rondleiders van het Gevangenismuseum er nog wel eens over: dat de Maatschappij van weldadigheid, de organisatie waaruit Veenhuizen is voortgekomen, toch vooral is ontstaan door de uitbarsting van de vulkaan Tambora in  Indonesië (Nederlands Indië) in 1815.  

Door JAN LIBBENGA

De vulkanische as kwam in de atmosfeer terecht en zorgde voor een daling van de temperatuur in het noordwesten van de VS, in Oost-Canada en Centraal-Europa nog jaren na de uitbarsting. Als gevolg daarvan was 1816 een jaar zonder zomer. Het natte en koude weer zorgde verder voor mislukte oogsten, hongersnood en emigratie.

De uitbarsting van de vulkaan vormde de directe aanleiding tot de oprichting van de Leidsche Maatschappij van Weldadigheid ter Voorkoming van Verval tot Armoede, zegt Cor Smit die een boek over 200 jaar Leidsche Maatschappij van Weldadigheid schreef.

Maar er valt wel wat af te dingen op de theorie rond de vulkaan en de gevolgen daarvan. Destijds zag niemand een verband tussen de klimaatveranderingen en de vulkaanuitbarsting. Die relatie is veel later gelegd. Het is ook nog maar de vraag of alle mislukte oogsten zijn toe te schrijven aan de uitbarsting. Weerhistoricus Sebastiaan Cobelens heeft zo zijn twijfels over de beweringen in het boek De schaduw van Tambora, waarin Philip Dröge stelt dat de zware eruptie leidde tot 100.000 doden. 

In de VS waren de gevolgen van de uitbarsting veel groter dan in Europa. Uit onderzoek van Dobrovolny (2010) blijkt niets van een erg strenge winter in Centraal Europa. Januari 1816 kent zelfs wekenlang zacht weer; alleen het slot is koud, stelt Coebelens. Ook de winter in Nederland kan je met geen mogelijkheid als ‘erg streng’ betitelen. Volgens sommige verhalen uit 1816 en 1817 heeft de zon 13 maanden lang niet langer dan twee dagen geschenen, maar dat lijkt overdreven.

Er waren bovendien meer oorzaken voor de armoede. Na de Franse tijd (1794 – 1814) bleek pas hoezeer de Napoleontische oorlogen Europa hadden ontwricht.

Het tijdschrift ‘Magazijn voor het Armenwezen in het Koninkrijk der Nederlanden’, plaatst ede problemen in 1817 in een meer realistisch perspectief: 'In de laatste 25 jaren, zijn de prijzen der eerste behoeften des levens meestal verdubbeld, terwijl de daglonen op dezelfde hoogte zijn gebleven: waardoor het bijna eene onmogelijkheid geworden is, dat een arbeidsman, met eene talrijke huishouding van kinderen beladen, al heeft hij ook bestendig werk, genoegzaam verdienen kan, om voor huisvesting, kleeding en voedsel der zijnen te kunnen zorgen en aldus vervallen arbeidzame en nuttige leden der maatschappij veelal tot armoede’. 

De hoge prijzen leidden in 1817 in Rotterdam zelfs tot een aardappeloproer Een volksmenigte verzamelt zich voor de huizen van kooplieden, aardappelverkopers, grutters, erwtenverkopers en bakkers. Producten worden met geweld genomen of tegen verminderde prijs afgenomen. Het stadsbestuur herstelt de orde met behulp van het garnizoen, de schutterij en vrijwilligers te paard. 

Meer over Veenhuizen en zijn verleden in het boek Paupers & Boeven.

Reacties