De toestand allertreurigst

De katholieke krant Ons Noorden stond in 1926 stil bij het 100 jarig bestaan van de St. Hieronymus Aemilianus te Veenhuizen, de grote katholieke kerk die nu al meer dan tien jaar leeg staat.

Door JAN LIBBENGA

Kapelaan Schutte van de St. Martinusparochie te Groningen werd de opvolger van Pastoor Bruins. Van zijn hand zijn in 1856 en volgende jaren de eerste jaarverslagen begonnen op verzoek der Directie en met toestemming van Mgr. Zwijsen. Daaruit blijkt dat de toestand allertreurigst was. 'Onzedelijkheid, vloeken, diefstal zijn op de gestichten aan de orde van den dag' Als oorzaken worden door den pastoor opgenoemd: gebrek aan toezicht, geen selectie van geslachten en ook niet van goeden en kwaden, bedorven en niet bedorven. Zelfs in de Kerk ging 't onordelijk toe, ook 'door gebrek aan toezicht en de beperkte ruimte.

Dat de parochie in dien tijd aanmerkelijk groot was, blijkt uit enkele getallen. Men had in 1842 2000 parochianen, waarvan 1000 communicanten, in 1857 428 parochianen.

En die kregen soms te maken met allerlei mankementen. Pastoor Bruins moest in een tijdsbestek van 10 jaar tijd vier maal de gevel van de pastorie bepleisteren om het doorwateren te verhinderen; van Pastoor Wagenberg hoort men de eerste klachten over de weinige ruimte. 

In 1842 wordt opgemerkt dat er 'niets kan komen van de gewenste vergroting der Kerk'. Op Veenhuizen 3 was in 1889 een hulpkerk ingericht. In 1890 probeerde men nog één grote Kruiskerk te bouwen voor Katholieken en Protestanten, maar 'gelukkig is dit bij een pogen gebleven'. 

De eerste steen voor de nieuwe Kerk uitsluitend voor de RK werd gelegd in 1891. Het was geen meesterstuk van  bouwstijl, doch praktisch en beantwoordde aan de godsdienstige eisen der kolonie, met ruim 800 zitplaatsen. 

Meer over de kerken Veenhuizen in de hernieuwde editie van  het boek Paupers & Boeven.

Reacties