Lubbers kamp

Op 15 maart 1993 pleitte minister-president Ruud Lubbers in Almere voor het instellen van ‘kampementen’, waar jonge boefjes eens stevig zouden worden aangepakt. Er moest volgens Lubbers een oplossing komen voor het groeiende probleem van de jeugdcriminaliteit. Fysieke arbeid, bij voorkeur zwaar werk in de buitenlucht, moest uitkomst bieden, aangezien een zachte hand en een goed gesprek hardleerse jongeren niet tot inkeer leken te brengen.

Door JAN LIBBENGA

Na een verblijf in een kampement zouden jongeren een baan in het leger of elders bij de rijksoverheid aangeboden krijgen. ‘We moeten gewoon harder worden,’ luidde de boodschap. ‘Nederland kan nu bepaald niet trots zijn op de criminaliteit. Maar we moeten wel trots kunnen zijn op ons land.’

Toen Lubbers kort na zijn optreden in Almere opperde dat de heropvoeding in die kampementen best door oud-militairen kon gebeuren, viel heel Nederland over hem heen.

Directeur Gert Jan Groeneveld van Groot Bankenbosch verwachtte er zelf niet alle heil van. Hét medicijn tegen criminaliteit bestaat niet, zei hij.  Niettemin kwam Groeneveld zelf bij Justitie met het voorstel om zo’n kamp in Veenhuizen in te richten. ‘We doen nu met de mensen al veel buitenwerk in het bos, dus met zo’n plan kunnen we goed uit de voeten.’

Het ex-hoofd Instituut Basis Beroepsopleidingen (IBBO) in Veenhuizen W.J.A. Pannebakker waarschuwde dat ‘we zeker niet de illusie moeten hebben dat we op deze manier een

Voor het psychologische effect in de pers was Bankenbosch wel de aangewezen locatie, vertelde projectleider Hans van der Meijs aan Andere Tijden. Hij wilde een stormbaan en prikkeldraad. Alleen het woord kampement keerde niet meer terug; in de troonrede werd het Jeugd Werk Inrichting.

In 1994 werd het experiment met de Jeugdwerkinrichting (JWI) officieel gestart. Belangrijkste doel: de ‘maatschappelijke integratie van jongvolwassen delinquenten bevorderen en verder delinquent gedrag te voorkomen door hen (zelf) discipline en sociale vaardigheden bij te brengen en hen vervolgens aan een passende baan of opleiding te helpen’.

Het leverde Veenhuizen twintig extra banen op, die zeker voor de helft werden opgevuld door penitentiaire inrichtingswerkers van het voormalige Huis van Bewaring in Assen. Er moest nog wel haast worden gemaakt met de bouw van twintig cellen.

Staatssecretaris Aad Kosto van Justitie opende in april 1994 dan eindelijk de roze-kleurige inrichting die De Rolpaal werd gedoopt, naar de paal waarmee in Veenhuizen trekschuiten van richting konden veranderen.

In 1997 besloot minister Sorgdrager van Justitie om het experiment niet voort te zetten. De kosten waren hoog en de resultaten vielen tegen. Er was ook geen aantoonbare verbetering vergeleken met andere strafregimes. Een evaluatierapport sprak van een ‘behoorlijke uitval onder de deelnemers aan het experiment met de Jeugdwerkinrichting’.

Toch werden in opdracht van het houtbedrijf van Bankenbosch verse kasten en bedden geplaatst bij instellingen. Ook gingen jongeren asperges steken in Rolde en Nieuw-Buinen in Drenthe. Daarnaast werden de oude loopbruggen in Veenhuizen in oude glorie hersteld.

Meer over het Lubbers Kamp in de hernieuwde editie van  het boek Paupers & Boeven.

Reacties