Limburgers in Veenhuizen

Het was mij al langer bekend dat enige tijd moeilijk opvoedbare jongeren uit Limburg in Veenhuizen hadden gezeten, nog tijdens de oorlog, doch details kreeg ik maar niet boven water. Nu pas lees ik in Delpher het hele verhaal in De vrije stem; orgaan van de Gemeenschap van Oud-Illegale Werkers Nederland

Door JAN LIBBENGA

In het Limburgse Sevenum bevond zich een tuchtschool voor veroordeelde minderjarigen, doch de Duitsers hadden het plan opgevat om de kampjongens productiever werk te laten verrichten. Zij moesten dus maar naar Duitsland en dan natuurlijk de ambtenaren en beambten met hen.

Op Zondagmorgen 8 oktober — de geallieerden waren reeds in Zuid-Limburg, want Maastricht en omliggende plaatsen waren 14 september bevrijd — werd het kamp omsingeld door Duitse SS-ers, die mitrailleurs rondom het terrein hadden opgesteld, opdat niemand zou kunnen ontsnappen.

Uiteindelijk kwamen ze in een overvol kamp in Wuppertal terecht. De huisvesting was er ook slecht, vooral door de vele wandluizen en het gebrek aan stookmateriaal, de vochtigheid der barakken en slechts twee dekentjes ter dekking.Tegen december kreeg de ambtenaren echter te horen dat ze terug konden gaan naar het vaderland. Maar niet naar Limburg, waar nog volop werd gevochten.

Op Maandag 11 december werd het personeel op transport gesteld naar Veenhuizen, waar ze voorlopig in het Hospitaal werden ondergebracht. Een hunner schrijft: 'Hoewel op vaderlandschen bodem, gehuisvest in de gebouwen van een verwant dienstvak — Rijkswerkinrichting en RijksTucht- en Opvoedingswezen zijn immers zusje en broertje aan het departement van Justitie! — was hier geen enkele autoriteit van hoogen of lagen rang ter begroeting aanwezig. Op de tafels wat eetgerei van inferieure kwaliteit, om er de op de kachel pruttelende snert mee op te lepelen. Eerst des avonds kwam een geuniformd persoon ons de respectievelijke slaapplaatsen aanwijzen en nog twee dagen later mochten we dan eindelijk, na ruim twee maanden vervuiling en erger dan in een wildernis te hebben geleefd, een bad nemen in de douches der gevangenen. Nu volgde ook ontluizing etc., inlevering der burgerkleding, toewijzing van gevangeniskleeding, waardoor we dus voortaan den habitus hadden van gevangenen.'

Tegen Kerstmis werd het derde gesticht van Veenhuizen als voorlopige verblijfplaats toegewezen.
Begin januari ’45 kwam er een oproep voor zaalopzieners, waarvoor zes kandidaten werden aangenomen. In het 1ste gesticht Veenhuizen werden nu 14 ambtenaren en beambten belast met de verpleging en zaalleiding der inmiddels ook gereëvacueerde knapen, die intussen eveneens te Veenhuizen waren aangekomen.

Hoewel de Limburgers de leiding over hun eigen verpleegden hadden, deelden de Veenhuizer cipiers er de lakens uit, dat wil zeggen de dienstdoende zaalopzichter en zijn ondergeschikten. Zelfs het sleuteltje van het boekenkastje werd hen niet toevertrouwd, zodat men bij het uitdelen van boeken aan de pupillen eerst de zaalopziener moesten vragen om de sleutel.

Pas in oktober 1945 ving het eerste transport van 22 verpleegden naar het Limburgsche kampgesticht. 

Meer over Veenhuizen in de oorlog in de hernieuwde editie van  het boek Paupers & Boeven

 


Reacties